Bostridge

Brad Mehldau & Ian Bostridge

the folly of desire

 

 

23.03.2023 — 20:00
Bozar, Henry Le Boeuf Zaal
Voorwoord

Hartelijk welkom op Klarafestival!

 

Festival van Vlaanderen Brussel, Klara en onze partners zijn verheugd jullie opnieuw te begroeten. “I believe audiences aren’t just listening. They are actively contributing”, tekent festivalartiest Barbara Hannigan op in een interview. Concerten zijn een wisselwerking tussen publiek, kunstenaars en wie voor of achter de schermen bijdraagt tot die magische momenten. Samen ‘worden’ we muziek. Become Music!

 

Hannigan is als dirigent en sopraan een wereldwijde referentie. Bij haar wordt klassieke muziek een hedendaagse en unieke belevenis. Dat inspireert Klarafestival als grootste omroepfestival van het land. Haar veelzijdige talent en dat van vele Belgische en internationale artiesten die met muzikale verhalen heden en verleden verbinden, brengen u ongetwijfeld in vervoering.

 

Klarafestival opent wervelend met Hannigan als dirigent en solist met het London Symphony Orchestra. Daarna hoor en zie je haar met jonge musici uit haar mentorschapproject Equilibrium Young Artists. In maar liefst 25 concerten presenteren we toptalent als Les Talens Lyriques, het City of Birmingham Symphony Orchestra met Mirga Gražinytė-Tyla en Vilde Frang of het St. Louis Symphony Orchestra met Víkingur Ólafsson. Klarafestival koestert daarenboven de creatie. Het filmconcert Reich/Richter als symbiose van Gerhard Richters schilderijen en de muziek van Steve Reich, de creatie Counterforces van componist Frederik Croene op tekst van dichter Dominique de Groen of de muziektheaterproductie Prey van theatermaker Kris Verdonck met een compositie van Annelies Van Parys zullen u verrassen!

 

Deze en alle andere concerten zijn mogelijk dankzij de samenwerking met onze culturele partners: Bozar, Flagey, Kaaitheater, Théâtre Varia, Muntpunt, Concertgebouw Brugge en De Singel. Dank ook aan onze private partners KPMG, Proximus, Brouwerij Omer Vander Ghinste, Belfius, Interparking en de spelers van de Nationale Loterij. We zijn erkentelijk voor de steun van de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. En tot slot dank aan Klara en VRT: geen omroepfestival zonder die gewaardeerde samenwerking.

 

Joost Fonteyne

Intendant Klarafestival

 

 

Programma

Brad Mehldau, piano

Ian Bostridge, tenor

 

co-production Klarafestival, Bozar

broadcast on Klara (live)

presentation by Greet Samyn

flowers provided by Daniel Ost

Brad Mehldau (°1970)

The Folly of Desire (2019) 

  • The Sick Rose (William Blake)
  • Leda and the Swan (William Butler Yeats)
  • Sonnet 147 (William Shakespeare)
  • Sonnet 75 (William Shakespeare)
  • Über die Verführung von Engeln (Bertolt Brecht)
  • Ganymed (Johann Wolfgang von Goethe)
  • Ganymede (W.H. Auden)
  • the boys i mean are not refined (e.e. cummings) 
  • Excerpt from Sailing to Byzantium (William Butler Yeats)
  • Night II, from “The Four Zoas”, The Wail of Enion (William Blake) 
  • Lullaby (W.H. Auden)

 

Robert Schumann (1810-1856)
Dichterliebe, op. 48 (1840)

  • Im wunderschönen Monat Mai
  • Aus meinen Tränen spriessen
  • Die Rose, die Lilie, die Taube, die Sonne
  • Wenn ich in deine Augen seh'
  • Ich will meine Seele tauchen
  • Im Rhein, im heiligen Strome
  • Ich grolle nicht, und wenn das Herz auch bricht
  • Und wüßten's die Blumen, die kleinen
  • Das ist ein Flöten und Geigen
  • Hör' ich das Liedchen klingen
  • Ein Jüngling liebt ein Mädchen
  • Am leuchtenden Sommermorgen
  • Ich hab' im Traum geweinet
  • Allnächtlich im Traume seh' ich dich
  • Aus alten Märchen winkt es
  • Die alten, bösen Lieder
Programmatekst

Brad Mehldau: een muzikaal portret

In Playing Changes, het boek dat jazzcriticus Nate Chinen voor de New York Times schreef over hedendaagse jazz, staat een hoofdstuk over Brad Mehldau. Het kreeg de titel From This Moment On. Het is een knipoog naar de standard van Cole Porter die te vinden is op Introducing, Mehldaus debuut uit 1995 op het Warner Bros label. Het bevestigt zowel de geworteldheid van de pianist in de traditie van de Great American Songbook en jazz, als zijn intentie om die tradities met eigen en eigentijdse middelen resoluut naar zijn hand te zetten. Sindsdien kunnen we in jazzhistorische termen zelfs spreken van “Vooraf” en “Nadien”, zo ingrijpend is de invloed van deze pianist.

 

De jazzwereld van de vroege jaren '90 werd nog grotendeels bepaald door de 'Young Lions', veelbelovende jonge muzikanten die, in de slipstream van het overrompelende commerciële en kritische succes van trompettist Wynton Marsalis, een neoclassicistische vorm van jazz brachten. Een van die wonderkinderen was altsaxofonist Christopher Hollyday, amper zeven maanden ouder dan Mehldau, maar verantwoordelijk voor de eerste opnamesessie van de pianist in 1990, en voor zijn eerste Europese tournee in 1991. Een bekender – én zoals de toekomst zou uitwijzen duurzamer – muzikant was saxofonist Joshua Redman, die in 1993 een kwartet samenstelde met Mehldau, bassist Christian McBride en drummer Brian Blade. Nadat hij naar New York verhuisde, werd hij een druk bevraagde sideman bij gitarist Peter Bernstein, altsaxofonist Jesse Davis en bij de legendarische Miles Davis-drummer Jimmy Cobb. Maar het was op Redmans MoodSwing (Warner Bros.) dat de pianist voor het eerst pas echt in het oog sprong.

 

Mehldau tekende voor hetzelfde label en met het daaropvolgende Introducing Brad Mehldau viel ook meteen het nieuwe pad op dat Mehldau had uitgestippeld, voor zichzelf  en voor zijn trio, dat de komende decennia de belangrijkste spil van zijn creativiteit zou  worden. Zoals Chinen opmerkt, opent het album met een indringend staccato, alsof iemand vol ongeduld op de poort naar de toekomst staat te kloppen. Het is de opening van een bijzondere variatie op Rodgers en Hammersteins “It Might As Well Be Spring”, een jazzstandard die al op het repertoire stond van legendarische zangers als Sarah Vaughan, Frank Sinatra of Ella Fitzgerald, maar ook door instrumentalisten als pianist Bill Evans of trompettist Clifford Brown was vereeuwigd. De reguliere 4/4 puls – zo heel erg de rigeur in jazz –werd getransformeerd tot een indringend en ritmisch onstabiel 7/8. Mehldau positioneert zich enerzijds in de jazzpianotraditie met een manier van spelen die ingebed is in de post-bop, maar anderzijds ontwikkelde hij met zijn geavanceerde ritmische bewerkingen en zijn schijnbaar moeiteloze tweehandige pianotechniek een nieuw, idiosyncratisch dialect. De eensgezindheid die hij daarenboven onderhoudt met bassist Larry Grenadier en drummer Jorge Rossy (later vervangen door Jeff Ballard) mondt uit in een soort gezamenlijk bewustzijn dat zich anders voordoet en vrijer is dan de trio’s van bekende voorgangers als Bill Evans of Keith Jarrett.

 

In veel opzichten is het verhaal van Mehldau niet alleen het verhaal van één muzikant, maar is het de cruciale uitdaging waarmee elke denkende, zelfonderzoekende jazzmuzikant sindsdien wordt geconfronteerd die de taal, geschiedenis, traditie, repertoire en afkomst van muziek wil eren en tegelijkertijd een unieke ruimte voor zichzelf wil creëren. 

 

Dat Mehldau zich zeer bewust was van de kunstenaar zijn relatie tot het verleden (de musici die hem zijn voorgegaan en de traditie), kan je lezen in de vele –  en naar jazznormen erg omstandige – zelfgeschreven hoesteksten die zijn platen vergezelden.  Voor het album Live At the Village Vanguard: The Art of the Trio Volume 2 (1997), schreef hij een overpeinzing over de originaliteit van de kunstenaar en diens schatplichtigheid aan stijl en traditie. 

 

Mehldau citeert in zijn liner notes graag Duitse filosofen, verwijst naar Michel Foucault, naar Sigmund Freud of naar Anthony Burgess. Hij schrijft lange overpeinzingen over Igor Stravinsky en de emotionele nietigheid van muziek, over Sehnsucht en Unheimlichkeit of over de Duitse Romantiek: hij heeft een grote voorliefde voor de muziek van Brahms en Schumann. Het kadert in wat Nate Chinen identificeert als de ernst van  de hedendaagse jazz scene: jazz wordt vandaag gespeeld door denkende muzikanten die betekenis zoeken achter de noten, achter de vorm, achter het triumviraat van melodie, harmonie en ritme. Opvallend is dan het repertoire dat Mehldau speelde, waarbij hij inspiratie vindt in pop en rockmuziek die vaak ver van de jazztraditie verwijderd is. Hij speelt net zo goed The Beatles (zopas verscheen een gloednieuw album, Your Mother Should Know: Brad Mehldau Plays The Beatles, Nonesuch Records 2023) of Radiohead, Rollins of Coltrane, Brahms of Schumann. De improvisaties van Mehldau presenteren zich als variaties op variaties, misschien ver verwijderd van hun oorspronkelijke vorm, maar telkens geheel persoonlijk. Dit voorbeeld zal een legioen jonge jazzmuzikanten op het pad zetten van een eigen zoektocht naar nieuwe en frisse inspiratiebronnen. 

 

De laatste opname van het Trio, Seymour Reads The Constitution!, dateert uit 2018, uit pre-covid tijden. Maar sinds het nieuwe millennium begint Mehldaus muzikale output steeds meer hybride vormen aan te nemen, terwijl hij zich op vele muzikale fronten tegelijk gaat bewegen. Op Largo (2001) maakt hij bijvoorbeeld gebruik van een uitgebreide instrumentatie in een sonoor landschap doorweven van elektronische effecten, een productie van Jon Brion. Highway Rider uit 2016 werd daarop zijn tweede samenwerking met deze producer (Kanye West, Fiona Apple, Rufus Wainwright, David Byrne, Elliott Smith). Hierop breidt hij de bezetting opnieuw uit, dit keer met een strijkersensemble in een narratieve jazzsuite die evenzeer schatplichtig is aan pop of aan klassieke muziek. Ook als componist gaat Mehldau zich steeds meer profileren. In 2010 werd hij geëerd door Carnegie Hall als eerste jazzartiest die de Richard en Barbara Debs Composer's Chair bekleedde voor het seizoen 2010-2011. 

 

Tussendoor zijn er tal van solorecitals waarin popmuziek, jazz, klassiek en zelfgecomponeerde stukken zijn hoogstpersoonlijke kaleidoscoop passeren. Een mooie weerslag kan je vinden op de box- set 10 Years Solo Live uit 2015, een collectie opnames van recitals die hij het voorafgaande decennium doorheen Europa had gegeven, ook in Brussel. 

 

Of er zijn de genre- en grensoverschrijdende samenwerkingen met muzikanten van erg diverse achtergronden. In 2006 schrijft Mehldau bijvoorbeeld Love Sublime, een liedcyclus getoonzet op de poëzie van Rainer Maria Rilke, Louise Bogan en Fleurine, voor klassieke sopraan Renée Fleming. In 2010 volgde Love Songs, een cyclus die Mehldau schreef, in opdracht van Carnegie Hall, op de poëzie van Sara Teasdale Philip Larkin en e.e. cummings voor de Zweedse mezzosopraan Anne Sofie von Otter.

 

Nog zo een niet te categoriseren duo-albums zijn Taming the Dragon uit 2014, een synergetische synth-en-drums-combinatie met drumwonder Mark Guiliana, of het prachtige album dat hij samen met de mandolinespeler Chris Thile maakte in 2017. 

 

Brad Mehldaus trilogie op Klarafestival 

Voor zijn residentie tijdens Klarafestival presenteert Brad Mehldau zich in vele gedaantes. Op 23 maart vormt hij een duo met tenor Ian Bostridge, op 24 maart volgt de Belgische première van zijn Pianoconcerto met het Belgian National Orchestra en ten slotte geeft hij op 25 maart een intiem solorecital. 

 

Enkele jaren geleden raakte Mehldau na een optreden in Schloss Elmau in Duitsland in gesprek met tenor Ian Bostridge. Hun gemeenschappelijke liefde voor de muziek van Robert Schumann legde de kiem voor een vriendschap die aan de basis ligt van deze samenwerking. Schumanns beroemde liederencyclus Dichterliebe vormde de inspiratiebron waaraan Mehldau The Folly of Desire koppelde. Het is een nieuwe cyclus die Mehldau speciaal schreef voor Bostridge. Hierin onderzoekt de componist doorheen de poëzie van Shakespeare, W.H. Auden, e.e. cummings, Yeats, Goethe en Blake thema’s als liefde, menselijke oerverlangens, lust en verkrachting in wat Mehldau zelf omschrijft als “an inquiry into the limits of post-#MeToo Romantic irony”. 

 

Mehdaus Pianoconcerto werd reeds uitgevoerd in de meest prestigieuze zalen ter wereld, zoals de Philharmonie de Paris of de Barbican in Londen. Het werk neemt de luisteraar voor vijfendertig minuten mee in een opulente klankwereld. Melhdau slaagt er in dit werk in om improvisatie in de architectuur van een klassiek concert te verwerken. In het Barbican Centre in Londen trakteerde het publiek hem alvast op een minutenlange staande ovatie.  

 

Mehldaus residentie eindigt solo, waarbij de pianist telkens weer demonstreert dat het hoofdstuk dat hij schrijft in het grote boek van de muziek een verhaal is met vele onverwachte plot twists en momenten van onbeschrijfelijke schoonheid.

 

Frederik Goossens

 

Biografie

Ian Bostridge

De Britse tenor Ian Bostridge maakte zijn operadebuut in 1994 als Lysander (A Midsummer Night’s Dream, Britten) op het Edinburgh Festival. Sindsdien kende hij successen als Aschenbach/ Death in Venice, Tom Rakewell/ The Rake’s Progress en Jupiter/ Semele in de grote huizen als de Opéra national de Paris, de Bayerische en de Wiener Staatsoper. Als liedzanger werd Ian Bostridge uitgenodigd op de meest prestigieuze internationale podia en op de festivals van Salzburg, München, Wenen, Aldeburgh, Edinburgh en Sint-Petersburg. 

 

Brad Mehldau 

Brad Mehldau is een unieke stem in de piano door zijn verrassende improvisatieskills en technisch meesterschap. Bovendien weet hij als geen ander jazz, klassiek en pop tot een eenheid te kneden. Hij werkte samen met de meest uiteenlopende muzikanten als Pat Metheny, Renée Fleming, en Joshua Redman, en maakte briljante bewerkingen van songs van Paul Simon, Cole Porter en The Beatles. Hij treedt op over de hele wereld met eigen werk, zowel solo, in trio (met bassist Larry Grenadier en drummer Jorge Rossy) als met orkest. 

 

 

Liedteksten

Brad Mehldau
The Folly of Desire (2019) 

 

THE SICK ROSE

William Blake

O Rose thou art sick.

The invisible worm,

That flies in the night

In the howling storm:

Has found out thy bed

Of crimson joy:

And his dark secret love

Does thy life destroy.

 

[NL]

DE ZIEKE ROOS

William Blake

O Roos, ge zijt ziek.

De onzichtbare worm,

Die vliegt in de nacht

In de gierende storm:

Ontdekte uw bed

Van dieprode vreugd:

En aan zijn liefde, duister, steels,

Hebt gij uw lot verbeurd.

 

LEDA AND THE SWAN

William Butler Yeats

A sudden blow: the great wings beating still

Above the staggering girl, her thighs caressed

By the dark webs, her nape caught in his bill,

He holds her helpless breast upon his breast.

How can those terrified vague fingers push

The feathered glory from her loosening thighs?

And how can body, laid in that white rush,

But feel the strange heart beating where it lies?

A shudder in the loins engenders there

The broken wall, the burning roof and tower

And Agamemnon dead.

Being so caught up,

So mastered by the brute blood of the air,

Did she put on his knowledge with his power

Before the indifferent beak could let her drop?

 

[NL]

LEDA EN DE ZWAAN

William Butler Yeats

Een plotse slag: de vleugels klappen nog

Het meisje wankelt, voelt haar dij gestreeld

Door donker vlies, zijn snavel bijt haar nek,

Hij houdt haar tere borst tegen zijn borst.

Hoe drukken bange, vage vingers ooit

De vederglorie van haar dijen weg?

Hoe kan het lichaam, in die witte vlaag,

‘t Vreemd hartgeklop niet voelen waar het ligt?

Een sidder in de lendenen verwekt:

De muur in puin, de vlam in dak en toren

En Agamemnon dood.

Zo opgegaan,

En overweldigd door ‘t bruut hemelsbloed,

Verkreeg ze met zijn kracht ook wat hij wist

Voordat de bek haar achteloos vallen liet?

 

SONNET 147

William Shakespeare

My love is as a fever, longing still

For that which longer nurseth the disease,

Feeding on that which doth preserve the ill,

The uncertain sickly appetite to please.

My reason, the physician to my love,

Angry that his prescriptions are not kept

Hath left me, and I desperate now approve,

Desire is death, which physic did except.

Past cure I am, now reason is past care,

And frantic-mad with evermore unrest,

My thoughts and my discourse as madmen’s are,

At random from the truth vainly express’d.

For I have sworn thee fair and thought thee bright,

Who art as black as hell, as dark as night.

 

[NL]

SONNET 147

William Shakespeare

Mijn liefde is als koorts, ze smacht nog steeds

Naar wat de kwaal nog langer aan doet slepen,

Voedt zich met wat de krankheid blijven doet,

De ziekelijke drang om te behagen.

Mijn rede, de geneesheer van mijn liefde,

Is kwaad dat zijn advies niet wordt gevolgd,

Heeft mij verlaten, en wanhopig leer ik:

Begeerte, dood, is wat de arts bestreed.

Genezing ver voorbij, nu redeloos,

En razend gek van steeds meer onrust denk

En spreek ik als een gek en met geweld

Schend ik de waarheid, tevergeefs geuit.

Want ik noemde u schoon, hield u voor licht,

Die donker als de hel zijt, zwart als nacht.

 

SONNET 75

William Shakespeare

So are you to my thoughts as food to life,

Or as sweet-season’d showers are to the ground;

And for the peace of you I hold such strife,

As ‘twixt a miser and his wealth is found.

Now proud as an enjoyer and anon

Doubting the filching age will steal his treasure,

Now counting best to be with you alone,

Then better’d that the world may see my pleasure,

Sometime all full with feasting on your sight,

And by and by clean starved for a look,

Possessing or pursuing no delight

Save what is had or must from you be took.

Thus do I pine and surfeit day by day,

Or gluttoning on all, or all away.

 

[NL]

SONNET 75

William Shakespeare

Mijn geest ziet jou als voedsel voor wat leeft,

Of als de zoete buien voor de grond;

Met jouw geluk ben ik net zo begaan

Zoals een vrek bezorgd is om zijn schat.

Soms trots op mijn bezit en kort daarna

Bevreesd dat tijd, die dief, mijn rijkdom steelt,

Nu eens ben ik het liefst met jou alleen,

Dan weer wil ik dat elk mijn geluk ziet,

Soms doe ik me te goed aan jouw verschijning,

Dan weer loop ik te smachten naar je blik,

Ik vind of streef geen enk’le vreugde na

Tenzij wat ik van jou kreeg of kan krijgen.

En zo verkwijn of zwelg ik dag na dag,

Van alles overdaad of alles weg.

 

ÜBER DIE VERFÜHRUNG VON ENGELN

Bertold Brecht

Engel verführt man gar nicht oder schnell.

Verzieh ihn einfach in den Hauseingang

Steck ihm die Zunge in den Mund und lang

Ihm untern Rock, bis er sich naß macht, stell

Ihm das Gesicht zur Wand, heb ihm den Rock

Und fick ihn. Stöhnt er irgendwie beklommen

Dann halt ihn fest und laß ihn zweimal kommen

Sonst hat er dir am Ende einen Schock.

Ermahn ihn, dass er gut den Hintern schwenkt

Heiß ihn dir ruhig an die Hoden fassen

Sag ihm, er darf sich furchtlos fallen lassen

Dieweil er zwischen Erd und Himmel hängt –

Doch schau ihm nicht beim Ficken ins Gesicht

Und seine Flügel, Mensch, zerdrück sie nicht.

 

[NL]

EEN ENGEL VERLEID JE NIET

Bertold Brecht 

Een engel verleid je niet of vliegensvlug. 

Je sleept hem domweg mee naar een portaal 

Steekt in zijn mondje je tong en graait brutaal 

Onder zijn rok, draait naar je toe zijn rug

En neuk hem. Als hij op enigerlei wijze kreunt

Hou hem dan stevig vast en laat hem twee keer komen

Of hij geeft je een schok op het einde.

Vermaan hem goed met zijn kont te zwaaien

Laat hem je testikels voelen

Zeg hem dat hij zich onbevreesd kan laten vallen

Terwijl hij tussen hemel en aarde hangt –

Maar kijk hem niet aan als je hem neukt

En zijn vleugels, man, verpletter ze niet.

 

GANYMED 

Johann Wolfgang von Goethe

Wie im Morgenglanze

Du rings mich anglühst

Frühling, Geliebter!

Mit tausendfacher Liebeswonne

Sich an mein Herz drängt

Deiner ewigen Wärme

Heilig Gefühl,

Unendliche Schöne!

Daß ich dich fassen möchte’

In diesen Arm!

Ach, an deinem Busen

Lieg’ ich, schmachte,

Und deine Blumen, dein Gras

Drängen sich an mein Herz.

Du kühlst den brennenden

Durst meines Busens,

Lieblicher Morgenwind!

Ruft drein die Nacthigall

Liebend nach mir aus dem Nebeltal.

Ich komm’, ich komme!

Wohin? Ach, wohin?

Hinauf! Hinauf strebt’s.

Es schweben die Wolken

Abwärts, die Wolken

Neigen sich der sehnenden Liebe.

Mir! Mir!

In eurem Schosse

Aufwärts!

Umfangend umfangen!

Aufwärts an deinen Busen,

Alliebender Vater!

 

[NL]

GANYMED 

Johann Wolfgang von Goethe

Hoe in 't morgenzonlicht

Jij alom mij toestraalt,

Lente, Geliefde!

Met duizendvoud'ge liefdegolven

Dringt in mijn hart naar binnen

Van jouw eeuwige warmte

't Heil'ge gevoel,

Oneindige Schone!

Kon ik omvatten jou

Met deze arm!

Ach, dicht aan jouw boezem

Lig ik en hunker,

En al jouw bloemen, jouw gras

Persen zich aan mijn hart.

Jij koelt de brandende

Dorst in mijn binnenst,

Lieflijke morgenwind!

Daar roept de nachtegaal

Minziek naar mij uit het neveldal.

Ik kom, ik kom al!

Waarheen, ach, waarheen?

Omhoog, wil 'k, omhoog!

De wolken, zij zweven

Neerwaarts, de wolken

Nijgen naar de smachtende liefde.

Hier! Hier!

Op jullie vleugels

Opwaarts!

Omstreng'lend omstrengeld!

Opwaarts, omhoog naar jouw boezem,

Alminnende vader!

 

GANYMEDE

W.H. Auden

He looked in all His wisdom from the throne

Down on that humble boy who kept the sheep,

And sent a dove; the dove returned alone:

Youth liked the music, but soon fell asleep.

But He had planned such future for the youth:

Surely, His duty now was to compel.

For later he would come to love the truth,

And own his gratitude. His eagle fell.

It did not work. His conversation bored

The boy who yawned and whistled and made faces,

And wriggled free from fatherly embraces;

But with the eagle he was always willing

To go where it suggested, and adored

And learnt from it so many ways of killing

 

[NL]

GANYMEDES

W.H. Auden

Hij keek in al Zijn wijsheid van de troon

Op die bescheiden herdersjongen neer,

En zond een duif; die kwam alleen terug:

De jongen hield van ‘t lied, maar viel in slaap.

Hij had zo’n toekomst voor de knaap gepland:

Nu kon Hij niet anders dan overgaan tot dwang.

Want later zou hij waarheid lief gaan hebben,

En eigen dankbaarheid. Zijn arend viel.

Het faalde. Zijn gesprekken boeiden niet.

De jongen geeuwde, floot en trok gezichten,

En wrong zich uit de vaderlijke armen;

Maar met de arend was hij steeds bereid

Te gaan waarheen ‘t dier wees dat hij aanbad:

Hij heeft hem ‘t doden zo divers geleerd.

 

THE BOYS I MEAN ARE NOT REFINED

e.e. cummings

the boys i mean are not refined

they go with girls who buck and bite

they do not give a fuck for luck

they hump them thirteen times a night

one hangs a hat upon her tit

one carves a cross on her behind

they do not give a shit for wit

the boys i mean are not refined

they come with girls who bite and buck

who cannot read and cannot write

who laugh like they would fall apart

and masturbate with dynamite

the boys i mean are not refined

they cannot chat of that and this

they do not give a fart for art

they kill like you would take a piss

they speak whatever’s on their mind

they do whatever’s in their pants

the boys i mean are not refined

they shake the mountains when they dance

 

[NL]

DIE JONGENS ZIJN NIET FIJNBESNAARD

e.e. cummings

die jongens zijn niet fijnbesnaard

gaan met het wild van ‘t schoon geslacht

ze geven om geluk geen ruk

ze neuken dertien keer per nacht

díe hangt zijn hoed op aan haar tiet

díe kerft een kruis uit op haar billen

en geestigheid, die deert hen niet

die jongens zijn niet fijnbesnaard

komen met het wild van ‘t schoon geslacht

en lezen, schrijven kunnen ze niet

ze lachen hun kop haast van het lijf

en masturberen met dynamiet

die jongens zijn niet fijnbesnaard

ze doen niet mee aan lichte praat

ze geven ook geen kut om kunst

ze moorden of ze pissen gaan

ze zeggen waar ‘t voor hen op staat

ze pakken je, geen schijn van kans

die jongens zijn niet fijnbesnaard

de bergen beven van hun dans

 

EXCERPT FROM SAILING TO BYZANTIUM

William Butler Yeats

III

O sages standing in God’s holy fire

As in the gold mosaic of a wall,

Come from the holy fire, perne in a gyre,

And be the singing masters of my soul.

Consume my heart away; sick with desire

It knows not what it is; and gather me

Into the artifice of eternity.

 

[NL]

FRAGMENT UIT VAREND NAAR BYZANTIUM

William Butler Yeats

III

O wijzen in het heilig vuur van God

Als op een muur in ‘t gouden mozaïek,

Kom uit dat heilig vuur en uit die storm,

Word met uw zang de meesters van mijn ziel.

Verslind mijn hart, dat van verlangen stom

Zichzelf niet kent; en voer me mee tot in

‘t Gekunstelde dat eeuwig blijft bestaan.

 

NIGHT II, FROM “THE FOUR ZOAS”

(THE WAIL OF ENION)

William Blake

I am made to sow the thistle for wheat; the nettle for a nourishing dainty

I have planted a false oath in the earth, it has brought forth a Poison Tree

I have chosen the serpent for a counsellor and the dog

For a schoolmaster to my children

I have blotted out from light and living the dove and nightingale

And I have caused the earthworm to beg from door to door

I have taught the thief a secret path into the house of the just

I have taught pale Artifice to spread his nets upon the morning

My heavens are brass, my earth is iron, my moon a clod of clay

My sun a pestilence burning at noon, and a vapour of death in night.

What is the price of Experience? Do men buy it for a song

Or Wisdom for a dance in the street? No – it is bought with the price

Of all that a man hath – his house, his wife, his children.

Wisdom is sold in the desolate market where none come to buy

And in the wither’d field where the farmer ploughs for bread in vain


[NL]

NACHT II, UIT ‘DE VIER ZOA’S’

(DE KLAAGZANG VAN ENION)

William Blake

Ik ben gemaakt om distels te zaaien als tarwe; netels als voedzaam lekkers.

Ik heb een valse eed in de aarde geplant, er is een Gifboom uit ontsproten

Ik heb de slang als raadgever gekozen en de hond

Als schoolmeester voor mijn kinderen

Ik heb de duif en de nachtegaal uit licht en leven gebannen

En de regenworm heb ik van deur tot deur doen bedelen

Ik heb de dief geleerd om ongemerkt het huis van de rechtvaardige in te komen

Ik heb de bleke Kunst geleerd haar netten ‘s ochtends uit te gooien

Mijn hemel is messing, mijn aarde is ijzer, mijn maan een klomp klei

Mijn zon een pest die ‘s middags brandt, en ‘s nachts een damp van dood.

Wat is de prijs van Ervaring? Koopt een mens het voor een lied

Of Wijsheid voor een dans op straat? Nee – je koopt het voor de prijs

Van alles je hebt – je huis, je vrouw, je kinderen.

Wijsheid wordt verkocht op de verlaten markt waar niemand komt

En in het dorre veld waar de boer tevergeefs ploegt om zijn brood

 

LULLABY W.H. Auden

Lay your sleeping head, my love,

Human on my faithless arm:

Time and fevers burn away 

Individual beauty from

Thoughtful children, and the grave

Proves the child ephemeral:

But in my arms till break of day

Let the living creature lie,

Mortal, guilty, but to me

The entirely beautiful.

Soul and body have no bounds:

To lovers as they lie upon

Her tolerant enchanted slope

In their ordinary swoon,

Grave the vision Venus sends

Of supernatural sympathy,

Universal love and hope

While an abstract insight wakes

Among the glaciers and the rocks

The hermit’s carnal ecstasy

 

Certainty, fidelity

On the stroke of midnight pass

Like vibrations of a bell

And fashionable madmen raise

Their pedantic boring cry:

Every farthing of the cost.

All the dreaded cards foretell.

Shall be paid, but from this night

Not a whisper, not a thought.

Not a kiss nor look be lost.

Beauty, midnight, vision dies:

Let the winds of dawn that blow

Softly round your dreaming head

Such a day of welcome show

Eye and knocking heart may bless,

Find our mortal world enough;

Noons of dryness find you fed

By the involuntary powers,

Nights of insult let you pass

Watched by every human love.

 

[NL]

WIEGELIED W.H. Auden

Leg je slapend hoofd, mijn lief,

Als mens op mijn ontrouwe arm:

Tijd en koorts verschroeien schoonheid, 

Individualiteit

Van knappe kinderen, en het graf

Toont hoe vluchtig ‘t kind toch is:

Maar laat tot aan het ochtendgloren

‘t Levend wezen in mijn armen,

Sterfelijk, schuldig, maar voor mij

De gehele schoonheid zelf.

Ziel en lichaam grenzeloos:

Geliefden liggen op haar glooiing,

Tolerant en toverachtig,

In hun alledaagse zwijm,

Zien Venus’ grootse visioen

Van bovenaardse sympathie,

Liefde, hoop, universeel,

Terwijl een abstract inzicht bij

De eenzaat op zijn gletsjer, rots,

Extase van het vlees opwekt

 

Zekerheid en trouw vervliedt

Om middernacht al even snel

Als de trilling van een klok

En fatterige gekken slaken

Hun pedante, saaie kreet:

Elke cent die moet betaald,

In de gevreesde kaarten staat,

Wordt ingelost, maar deze nacht

Gaat geen gefluister, geen gedachte

En geen kus of blik verloren.

Schoonheid, klokslag, visie sterft:

Maar laat de ochtendwind die zacht

Om je dromend hoofdje waait

Een dag inluiden door het oog

en kloppend hart te zegenen,

Dat sterfelijkheid genoeg mag zijn;

De droge middag je gevoed

Door onbewuste krachten vindt,

Word ‘s nachts niet door gehoon gekrenkt,

In alle liefde, mensenkind.

 


 

Robert Schumann

Dichterliebe (Heinrich Heine*)

 

1.

Im wunderschönen Monat Mai,

Als alle Knospen sprangen,

Da ist in meinem Herzen

Die Liebe aufgegangen.

 

Im wunderschönen Monat Mai,

Als alle Vögel sangen,

Da hab' ich ihr gestanden

Mein Sehnen und Verlangen.

 

[NL]

1.

In mei die wondermooie maand,

Als alle knoppen openspringen,

dan is ook mijn hart gestemd

de liefde te bezingen.

 

In mei die wondermooie maand,

als alle vogels zingen,

toen moest ik haar bekennen

dat mijn hart stond op springen.

 

2.

Aus meinen Tränen sprießen

Viel blühende Blumen hervor,

Und meine Seufzer werden

Ein Nachtigallenchor.

 

Und wenn du mich lieb hast, Kindchen,

Schenk' ich dir die Blumen all',

Und vor deinem Fenster soll klingen

Das Lied der Nachtigall.

 

[NL]

2.

Uit mijn tranen komen

veel bloeiende bloemen voort,

en mijn zuchten vormen

een nachtigalenkoor,

 

en als je van mij houdt, meisje,

krijg jij die bloemen allemaal,

en voor je raam zal klinken

het lied van de nachtigaal.

 

3.

Die Rose, die Lilie, die Taube, die Sonne,

Die liebt' ich einst alle in Liebeswonne.

Ich lieb' sie nicht mehr, ich liebe alleine

Die Kleine, die Feine, die Reine, die Eine;

Sie selber, aller Liebe Wonne,

Ist Rose und Lilie und Taube und Sonne.

Ich liebe alleine

Die Kleine, die Feine, die Reine, die Eine.


[NL]

3.

De roos, de lelie, de duif, de zon,

in liefdesgeluk gaf ik daar alles om.

Bemin ze niet meer, ik houd nog alleen

van de kleine, de fijne, de reine, die ene;

van haar zelf, van de liefde de bron,

want zij is de roos en lelie en duif en zon.

 

4.

Wenn ich in deine Augen seh',

So schwindet all' mein Leid und Weh;

Doch wenn ich küsse deinen Mund,

So werd' ich ganz und gar gesund.

 

Wenn ich mich lehn' an deine Brust,

Kommt's über mich wie Himmelslust;

Doch wenn du sprichst: ich liebe dich!

So muß ich weinen bitterlich.


[NL]

4.

Als ik in je ogen kijk,

verdwijnt al mijn pijn gelijk!

Maar als ik je kus op je mond,

Voel ik mij helemaal gezond.

 

Als ik rust aan je borst,

verkeer ik als een hemelvorst,

maar als je zegt: Ik hou van jou!

dan moet ik huilen door je trouw.

 

5.

Ich will meine Seele tauchen

In den Kelch der Lilie hinein;

Die Lilie soll klingend hauchen 

Ein Lied von der Liebsten mein.

 

Das Lied soll schauern und beben

Wie der Kuß von ihrem Mund,

Den sie mir einst gegeben

In wunderbar süßer Stund'.


[NL]

5.

Jouw gezicht zo lief en mooi,

heb ik onlangs in een droom gezien;

het is zo zacht en engelachtig,

en toch zo bleek en smartelijk.

 

Alleen de lippen, die zijn rood;

straks bleek door de kus van de dood.

Doven zal de hemelse gloed,

die ik in je vrome ogen ontmoet.

 

6.

Im Rhein, im heiligen Strome,

Da spiegelt sich in den Well'n

Mit seinem großen Dome,

Das große, heilige Köln.

 

Im Dom da steht ein Bildnis,

Auf goldenem Leder gemalt;

In meines Lebens Wildnis

Hat's freundlich hineingestrahlt.

 

Es schweben Blumen und Eng'lein

Um unsre liebe Frau;

Die Augen, die Lippen, die Wänglein,

Die gleichen der Liebsten genau.

 

[NL]

6.

In de Rijn, in de heilige stroom,

weerspiegelt zich in de golven

met zijn grote Dom

het grote, heilige Keulen.

 

In de Dom bestaat een afbeelding

op goudleer aangebracht.

Vriendelijk heeft die beeldtenis

Licht in mijn leven gebracht.

 

Bloemen en engelen zweven

rondom Onze Lieve Vrouw;

Haar ogen, haar lippen, haar wangen,

lijken precies, mijn liefste, op die van jou.

 

7.

Ich grolle nicht, und wenn das Herz auch bricht,

Ewig verlor'nes Lieb! Ich grolle nicht.

Wie du auch strahlst in Diamantenpracht,

Es fällt kein Strahl in deines Herzens Nacht.

Das weiß ich längst.

 

Ich grolle nicht, und wenn das Herz auch bricht.

Ich sah dich ja im Traume,

Und sah die Nacht in deines Herzens Raume,

Und sah die Schlang', die dir am Herzen frißt,

Ich sah, mein Lieb, wie sehr du elend bist.

Ich grolle nicht.

 

[NL]

7.

Ik koester geen wrok, ook al breekt mijn hart,

eeuwig verloren geliefde! Ik voel slechts smart.

Hoe je ook schittert in diamantenpracht,

geen straal verlicht van je hart de nacht.

 

Dat weet ik al lang. Ik zag je in een droom,

en zag de nacht die in je hart houdt in toom,

en zag de slang die aan je hart vreet,

ik heb, mijn lief, van je ellende weet.

 

8.

Und wüßten's die Blumen, die kleinen,

Wie tief verwundet mein Herz,

Sie würden mit mir weinen,

Zu heilen meinen Schmerz.

 

Und wüßten's die Nachtigallen,

Wie ich so traurig und krank,

Sie ließen fröhlich erschallen

Erquickenden Gesang.

 

Und wüßten sie mein Wehe,

Die goldenen Sternelein,

Sie kämen aus ihrer Höhe,

Und sprächen Trost mir ein.

 

Sie alle können's nicht wissen,

Nur Eine kennt meinen Schmerz;

Sie hat ja selbst zerrissen,

Zerrissen mir das Herz.


[NL]

8.

En zouden bloemen het weten,

hoe diep gewond is mijn hart,

zij zouden met mij wenen

om te lenigen mijn smart.

 

En zouden nachtigalen weten,

hoe treurig ik ben en ziek,

zij zouden niet stil hebben gezeten,

hebben gebracht verkwikkende muziek.

 

En zouden sterretjes weten,

kennis hebben van mijn pijn,

zij zouden net als de kometen

dicht bij mij willen zijn.

 

Zij alle kunnen het niet weten,

slechts één kent mijn smart;

zij heeft die op haar geweten,

mij gebroken het hart.

 

9.

Das ist ein Flöten und Geigen,

Trompeten schmettern darein;

Da tanzt wohl den Hochzeitsreigen

Die Herzallerliebste mein.

 

Das ist ein Klingen und Dröhnen,

Ein Pauken und ein Schalmei'n;

Dazwischen schluchzen und stöhnen

Die lieblichen Engelein.


[NL]

9.

Er klinken fluiten en violen,

trompetten schetteren er doorheen.

Die muziek kan mij worden gestolen,

Ga niet naar ‘t trouwfeest van mijn liefste heen.

 

Te midden van het dreunen,

en de tonen van schalmeien,

hoor ik snikken en steunen

en lieve engeltjes schreien.

 

10.

Hör' ich das Liedchen klingen,

Das einst die Liebste sang,

So will mir die Brust zerspringen

Von wildem Schmerzendrang.

 

Es treibt mich ein dunkles Sehnen

Hinauf zur Waldeshöh',

Dort löst sich auf in Tränen

Mein übergroßes Weh'.


[NL]

10.

Hoor ik het liedje klinken,

dat eens de liefste zong,

dan dreigt mijn borst te springen,

mijn hart maakt een wilde sprong.

 

Ik word door duistere machten

voort gedreven naar berg en bos,

daar komt mijn oeverloos verdriet

in een vloed van tranen los.

 

11.

Ein Jüngling liebt ein Mädchen,

Die hat einen andern erwählt;

Der andre liebt eine andre,

Und hat sich mit dieser vermählt.

 

Das Mädchen nimmt aus Ärger

Den ersten besten Mann,

Der ihr in den Weg gelaufen;

Der Jüngling ist übel dran.

 

Es ist eine alte Geschichte,

Doch bleibt sie immer neu;

Und wem sie just passieret,

Dem bricht das Herz entzwei.

 

[NL]

11.

Een knaap houdt van een meisje

dat van een ander houdt;

die ander koos een ander,

en is ermee getrouwd.

 

Het meisje neemt uit boosheid

de eerste de beste man

die op haar weg is gekomem;

de knaap werd er akelig van.

 

Het is het oude liedje.

Toch is het nooit passé;

en wie het is overkomen,

die breekt het hart in twee.

 

12.

Am leuchtenden Sommermorgen

Geh' ich im Garten herum.

Es flüstern und sprechen die Blumen,

Ich aber wandle stumm.

 

Es flüstern und sprechen die Blumen,

Und schaun mitleidig mich an:

Sei unsrer Schwester nicht böse,

Du trauriger blasser Mann.


[NL]

12.

Op een stralende zomermorgen

loop ik door de tuin een rondje om.

De bloemen fluisteren en spreken,

maar ik loop verder stom.

 

De bloemen fluisteren en spreken,

en kijken mij medelijdend aan:

wil onze zuster niet wreken,

jij treurige, bleke man.

 

13.

Ich hab' im Traum geweinet,

Mir träumte, du lägest im Grab.

Ich wachte auf, und die Träne

Floß noch von der Wange herab.

 

Ich hab' im Traum geweinet,

Mir träumt', du verließest mich.

Ich wachte auf, und ich weinte

Noch lange bitterlich.

 

Ich hab' im Traum geweinet,

Mir träumte, du wär'st mir noch gut.

Ich wachte auf, und noch immer

Strömt meine Tränenflut.


[NL]

13.

Ik heb in mijn droom moeten huilen,

In mijn droom lag je in je graf. .

Toen ik wakker werd liepen de tranen

nog van mijn wangen af.

 

Ik heb in mijn droom moeten huilen,

In mijn droom was ik je kwijt.

Toen ik wakker werd bleef ik huilen

met grote bitterheid.

 

Ik heb in mijn droom moeten huilen,

In mijn droom kwam alles weer goed.

Toen ik wakker werd stroomden mijn tranen

nog steeds in overvloed.

 

14.

Allnächtlich im Traume seh' ich dich,

Und sehe dich freundlich grüßen,

Und laut aufweinend stürz ich mich

Zu deinen süßen Füßen.

 

Du siehest mich an wehmütiglich

Und schüttelst das blonde Köpfchen;

Aus deinen Augen schleichen sich

Die Perlentränentröpfchen.

 

Du sagst mir heimlich ein leises Wort

Und gibst mir den Strauß von Cypressen.

Ich wache auf, und der Strauß ist fort,

Und's Wort hab' ich vergessen.


[NL]

14.

Ik zie je de hele nacht in mijn droom,

en zie je mij vriendelijk groeten,

en hardop huilend stort ik mij

aan je zalige voeten.

 

Je ziet mij weemoedig aan,

geheel mij toegenegen;

uit je ogen druppelen

tranen als parels geregen.

 

Je spreekt zachtjes een lief woord,

en geeft mij een bos cypressen aan,

Ik werd wakker, de bos is voort,

en het woord is mij ontgaan.

 

15.

Aus alten Märchen winkt es

Hervor mit weißer Hand,

Da singt es und da klingt es

Von einem Zauberland;

 

Wo bunte Blumen Blühen

Im gold'nen Abendlicht,

Und lieblich duftend glühen,

Mit bräutlichem Gesicht;

 

[Und grüne Bäume singen

Uralte Melodei'n,

Die Lüfte heimlich klingen,

Und Vögel schmettern drein;

 

Und Nebelbilder steigen

Wohl aus der Erd' hervor,

Und tanzen luft'gen Reigen

Im wunderlichen Chor;

 

Und blaue Funken brennen

An jedem Blatt und Reis,

Und rote Lichter rennen

Im irren, wirren Kreis;

 

Und laute Quellen brechen

Aus wildem Marmorstein.

Und seltsam in den Bächen

Strahlt fort der Widerschein.]

 

Ach, könnt' ich dorthin kommen,

Und dort mein Herz erfreu'n,

Und aller Qual entnommen,

Und frei und selig sein!

 

Ach! jenes Land der Wonne,

Das seh' ich oft im Traum,

Doch kommt die Morgensonne,

Zerfließt's wie eitel Schaum.


[NL]

15.

Uit oude sprookjes wenkt het

Naar mij met witte hand,

Daar zingt het en daar klinkt het,

Daar lokt een toverland;

 

Waar bonte bloemen bloeien

In ‘t gouden avondlicht,

En lieflijk geurend gloeien,

Gelijk een bruidsgezicht;

 

En groene bomen zingen

Een oude melodie,

De luchten heimelijk klinken,

Met vogels in harmonie;

 

En slierten mist ontspringen,

Ontstijgen velden aldoor

Zij dansen wervelend kringen

In een betoverend koor;

 

En blauwe lichtjes lonken

Op elk blad, op elke twijg,

En rode lichten vonken

Belust op dwaze krijg;

 

En luide bronnen breken

Uit marmer ongehoord

En vreemd in de beken

Plant zich het beeld voort.

 

Ach! Kon ik daar eens komen,

En daar mijn hart verblijden,

In ‘t land van mijn dromen,

Gelukkig zijn, vrij van lijden!

 

Ach! elk land van zaligheid,

komt in mijn dromen voor,

maar neemt het duister afscheid,

‘t lost op zonder enig spoor.

 

16.

Die alten bösen Lieder,

Die Träume bös' und arg,

Die laßt uns jetzt begraben,

Holt einen großen Sarg.

 

Hinein leg' ich gar manches,

Doch sag' ich noch nicht, was;

Der Sarg muß sein noch größer

Wie's Heidelberger Faß.

 

Und holt einen Totenbahre

Und Bretter fest und dick;

Auch muß sie sein noch länger,

Als wie zu Mainz die Brück'.

 

Und holt mir auch zwölf Riesen,

Die müssen noch stärker sein

Als wie der starke Christoph

Im Dom zu Köln am Rhein.

 

Die sollen den Sarg forttragen,

Und senken ins Meer hinab;

Denn solchem großen Sarge

Gebührt ein großes Grab.

 

Wißt ihr, warum der Sarg wohl

So groß und schwer mag sein?

Ich senkt auch meine Liebe

Und meinen Schmerz hinein.

 

[NL]

16.

De oude, boze liederen.

de dromen lelijk vol list,

Die gaan we nu begraven,

zoek dus een grote kist.

 

Er in leg ik vele zaken,

al zeg ik nog niet wat;

De kist moet zijn nog groter

dan ’t Heidelberger vat.

 

En laat een doodsbaar komen,

van planken stevig en stug;

ook moet die zijn nog langer

als in Mainz de brug.

 

En zoek ook twaalf reuzen,

Die moeten nog sterker zijn

Als in de Dom Sint Christoffel

in Keulen aan de Rijn.

 

Zij moeten de kist gaan dragen,

En laten zinken in zee,

Want zulk een grote kist

behoeft ’n ruime grafsteen.

 

Weet je waarom de kist wel

zo groot en zwaar moet zijn?

Ik wil er ook in leggen

mijn liefde en mijn pijn.

 

*met dank aan E. De Soomer

Partners

main partners

Klara, KPMG,  Nationale Loterij-meer dan spelen

 

festival & event partners

Belfius, Brouwerij Omer Vander Ghinste, Interparking, Proximus

 

public funding

BHG, Nationale Bank van België, Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschapscommissie

 

cultural partners

AB, Bozar, Concertgebouw Brugge, DESINGEL, Flagey, Kaaitheater, Muntpunt, Passa Porta, Théatre Varia

 

official festival suppliers 

Café Costume, Café Victor, Casada, Daniel Ost, Fruit at Work, Greenmobility, Levi Party Rental, Piano’s Maene, Ray & Jules, Thon Hotels

 

media partners 

BRUZZ, BX1, Canvas, Clearchannel, Davidsfonds, De Standaard, Eén, La Libre, La Première, La Trois, MIVB, Musiq3, Radio 1,  Ring TV,  visit brussels