Les nuits d'été
berlioz & mendelssohn
Beste festivalbezoeker,
De afgelopen maanden koesterden we de hoop om in maart 2022 opnieuw een live festival te organiseren. Vandaag is die droom werkelijkheid geworden. Met veel plezier verwelkomen we jullie, ons publiek, opnieuw op Klarafestival, het grootste omroepfestival van het land.
Muziek beleven is van oudsher een collectieve gebeurtenis. Hoe muziek vandaag nog steeds die rol binnen een gemeenschap vervult, hebben we de voorbije tijd allemaal gevoeld. Concertzalen zijn ontmoetingsplekken, collectieve luisterplekken waar we samen vieren, verwonderd raken, ontdekken. Precies dat fysieke samenzijn inspireerde het motto van deze editie: ‘Let’s stick together’.
Met maar liefst 25 concerten in Brussel, Antwerpen en Brugge presenteren we dit jaar een al even divers programma. Zoals steeds halen we de muzikale wereldtop naar Vlaanderen, zoals pianolegende Maurizio Pollini, het Bayerisches Staatsorchester of het Orchestra of the Age of Enlightenment. Kom luisteren naar muziekmonumenten als Bachs Johannespassie, Campra’s Requiem of Stravinsky's Vioolconcerto in D. Maar bij Klarafestival ontdek je even goed iets nieuws. Zo zet een jong artistiek team zijn tanden in Schnittkes ballet Peer Gynt, gaat regisseur Luigi De Angelis aan de slag met muziek van Scarlatti, Pärt en Andriessen, en tovert Les Tanneurs zich om tot een artificieel strand voor de opera-performance Sun & Sea.
Klarafestival introduceert voor de eerste keer een festivalartiest die een centrale plek krijgt in het programma. De eer valt dit jaar te beurt aan de Belgische, internationaal geprezen tenor Reinoud Van Mechelen. Misschien hoorde je hem op 12 maart in Bozar met zijn ensemble a nocte temporis en het Choeur de chambre de Namur, of wie weet was je erbij toen hij de dag voordien toevallige voorbijgangers verraste in het station van Brussel-Centraal. Met Brussels Philharmonic aan zijn zijde maakt hij vanavond zijn symfonisch debuut. Samen presenteren ze drie 19e-eeuwse werken die stuk voor stuk hun inspiratie vonden in de wonderlijke, literaire wereld van William Shakespeare. In de programmatische concertouverture Le roi Lear verbeeldt Berlioz hoe de oude koning Lear uit Shakespeares drama langzamerhand zijn verstand verliest. 10 jaar later schreef Berlioz een werk waarmee hij mogelijk opnieuw verwees naar Shakespeare: Les nuits d’été. De liedcyclus op teksten van Gautier verkent de verschillende stadia van de liefde, van extase tot diepe ellende. Ook Mendelssohn liet zich inspireren door Shakespeares beroemde komedie en zette Een Midzomernachtsdroom volledig op muziek, wat een spectaculaire sprookjeswereld oplevert – een roes waarin de liefde ongestoord haar werk kan doen.
Joost Fonteyne
intendant van Klarafestival
Brussels Philharmonic
Thierry Fischer, conductor
Reinoud Van Mechelen, tenor
co-production Klarafestival, Flagey & Brussels Philharmonic
presented by Greet Samyn
flowers provided by Daniel Ost
chocolate gifts provided by Neuhaus
texts by Lalina Goddard
hector berlioz (1803-1869)
Le roi Lear, Op. 4 (overture)
Les nuits d’été, Op. 7
- Villanelle
- Le spectre de la rose
- Sur les lagunes: Lamento
- Absence
- Au cimetière: Clair de lune
- L'île inconnue
intermission (20')
felix mendelssohn (1809-1847)
A Midsummer Night’s Dream Suite
- Overture in E major, Op. 21
- Scherzo (after Act I)
- Intermezzo (after Act II)
- Nocturne (end of Act III)
- Wedding March (after Act IV)
- Act V, Sc 1: Dialogue and Funeral March
- A Dance of Clowns
In de ban van Shakespeare
Berlioz’ ouverture tot King Lear en de liedcyclus Les nuits d’été
Tijdens zijn verblijf in Rome vernam componist Hector Berlioz (1803 – 1869) nieuws dat hem deed zieden van woede. Blijkbaar had zijn verloofde, de pianiste Camille Moke, van zijn afwezigheid gebruikgemaakt om met de rijke pianohandelaar Pleyel te trouwen. Met twee pistolen en een flesje gif spoedde Berlioz zich terug naar Parijs, vastberaden om zich te wreken. De weg naar huis was echter lang en gaandeweg bekoelde Berlioz. Tussen Rome en Firenze las hij William Shakespeares King Lear, een koningsdrama dat hem al gauw meer in beslag nam dan zijn bloedige wraakplannen. In Nice gaf hij zijn terugreis definitief op en begon hij aan een concertouverture die de essentie van King Lear op magistrale wijze weet te vatten.
Berlioz schreef geen toelichting bij Le roi Lear, op. 4 (1831) maar verwachtte van zijn luisteraars (zoals blijkt uit zijn memoires) dat ze bekend waren met het verhaal. De mythische koning Lear verdeelt zijn koninkrijk onder de twee dochters die hem het meeste vleien, Goneril en Regan. Zijn jongste dochter Cordelia weigert het spelletje mee te spelen. Als straf onterft Lear zijn jongste dochter en verbant haar uit zijn rijk. Wanneer Lear beseft dat Goneril en Regan hun nieuwe macht misbruiken om hun eigen vader te verraden, wordt de oude koning langzamerhand krankzinnig. Uiteindelijk snelt zijn verbannen dochter hem te hulp met een leger, maar tevergeefs. Ze verliezen de strijd, wat de koning en zijn drie kinderen fataal wordt. De lage strijkers zetten de intrede van koning Lear in met een majestueus motief dat tijdens de ouverture terugkeert, terwijl de onschuldige, dansante hobo’s de rechtschapen Cordelia verklanken. Aan het einde verbeeldt Berlioz de waanzin van de oude koning op een buitengewoon theatrale manier, waarna het motief van Lear desintegreert en de muziek haar laatste adem uitblaast.
Tien jaar later zou Berlioz een zesdelige liedcyclus componeren op teksten van zijn vriend en buur, de dichter Théophile Gautier. Het is niet zeker waar Berlioz de titel van Les nuits d’été, op. 7 vandaan haalde. In ieder geval was het geen toespeling op Gautiers gedichten, die zich duidelijk in de lente en niet in de zomer situeren. Een mogelijke verklaring is dat Berlioz er opnieuw mee verwees naar zijn grote held William Shakespeare en diens beroemde komedie A Midsummer Night’s Dream (Le songe d’une nuit d’été in het Frans). Hoewel de poëzie door Gautier niet opgevat was als een eenheid, smeedt Berlioz de zes liederen tot één verhaal met als overkoepelend thema: de liefde.
Het eerste lied, ‘Vilanelle’, is een viering van de naïeve, jeugdige liefde, die Berlioz oproept met lentefrisse houtblazers en een lichtvoetig ritme. Het daaropvolgende ‘Le spectre de la rose’ is één en al romantiek, met strelende harpen, smachtende zanglijnen en mijmerende trillers in de violen. In het derde deel, ‘Sur les lagunes’, vallen de eerste bittere tranen. Het lage register en de kleine harmonische wendingen wekken de sfeer op van een eenzaam lamento. Een deel van het gedicht is gebaseerd op een Venetiaans volkslied waarin een visser lamenteert over het verlies van zijn geliefde. In ‘Absence’, dat naadloos lijkt de volgen uit het voorgaande, smeekt de protagonist om de terugkeer van diens beminde. Wie liefdesverdriet ervaart, heeft tranen in overvloed. En dus is ook het vijfde lied, ‘Au cimetière’ een lamento. De geliefde is intussen niets meer dan een vage herinnering: “une ombre, une forme angélique [qui] passe dans un rayon tremblant, en voile blanc.” Berlioz sluit de liedcyclus af met het plots uitbundige ‘L’Île inconnue’. Terwijl het orkest het golvende water en een opgestoken briesje verklankt, droomt de zeeman van het onbekende (en, zo suggereert Gautier, onbestaande) eiland waar de eeuwige, trouwe liefde zegeviert.
Mendelssohns toneelmuziek voor A Midsummer Night’s Dream
Net als Berlioz was ook Felix Mendelssohn (1809 – 1847) zijn hele leven gefascineerd door Engelands grootste schrijver. Nadat de 17-jarige Mendelssohn Shakespeares toneelstukken verslonden had, berichtte hij aan zijn zus in juli 1826 dat hij spoedig zou beginnen “dromen van de Midzomernachtsdroom”. Nog geen maand later voltooide de jonge componist de frisse en fantasierijke concertouverture inmiddels is uitgegroeid tot een van zijn bekendste orkestwerken. 16 jaar later zou Mendelssohn opnieuw geïnspireerd raken door Shakespeares beroemde komedie. Deze keer nam zijn inspiratie niet de vorm van een eendelige ouverture, maar van een grootschalig, meerdelig werk. De compositie was een opdracht van koning Frederik Willem IV, die net als Mendelssohn een grote liefde koesterde voor A Midsummer Night’s Dream en de komedie wilde opvoeren aan het hof van Potsdam. Voor de gelegenheid vroeg hij de componist om het toneelstuk van begin tot eind van muziek te voorzien. Mendelssohns incidentele muziek bevat maar liefst 14 delen en bestaat zowel uit vocale als instrumentale stukken. De louter instrumentale delen vormen, achter elkaar gespeeld, een sprookjesachtige suite.
De suite opent met de concertouverture Ein Sommernachtstraum, op. 21, die Mendelssohn in zijn jeugdjaren schreef. Franz Liszt omschreef het begin en het einde van de ouverture als "langzaam luikende en opslaande oogleden, waartussen een heerlijke droomwereld is afgebeeld". En inderdaad, na de vier openingsakkoorden van de blazers passeren de verschillende personages die Shakespeares dromerige toneelstuk bevolken: de dansende feeën (verbeeld door de snel trippelende strijkers), de vier Atheense geliefden (lyrisch ingezet door de houtblazers) en de balkende ezel Bottom, op grappige wijze geïmiteerd door een brullend orkest. In het daaropvolgende sprankelende ‘Scherzo’ fladderen de blazers en de strijkers rond in een wervelende dans. Na het mysterieuze en spanningsvolle ‘Intermezzo’ opent het vierde deel, de ‘Nocturne’, met een prachtige hoornsolo. Gedubbeld door de fagotten en later begeleid door de strijkers, wiegen de instrumenten de vier geliefden zachtjes in slaap. Het vijfde deel is de overbekende ‘Hochzeitsmarsch’ die Mendelssohn componeerde om de vele bruiloften aan het einde van het toneelstuk te vieren. De bruiloftsmars zou pas zestien jaar na de première in 1842 écht populair worden, wanneer prinses Victoria en “Fritz”, kroonprins en neefje van Frederik Willem IV, het tijdens hun koninklijke bruiloft lieten klinken. Na de parodistische dodenmars (‘Marcia funebre’) besluit de suite met ‘Ein Tanz von Rüpeln’ (een dans van de clowns). Samen dansen de feestgangers de bergamask, een rustieke volksdans die het bruiloftsfeest, mede door Bottoms vrolijke gebalk, compleet maakt.
Thierry Fischer
Thierry Fischer is dirigent van het Symfonieorkest van de staat São Paulo sinds 2020 en van het Utah Symphony sinds 2009, waar hij vanaf 2023 de titel dirigent-emeritus draagt. Eerder was hij vaste gastdirigent van het symfonieorkest van Seoul (2017-2020) en chef-dirigent van de Nagoya Philharmonic (2008-2011, nu eregastdirigent). Als chef-dirigent van het BBC National Orchestra of Wales (2006-2012) was Fischer elk jaar te horen op de BBC Proms met internationale tournées en talloze opnames voor Hyperion, Signum en Orfeo.
Reinoud Van Mechelen
In een mum van tijd bouwde de Belgische tenor Reinoud Van Mechelen een internationale carrière uit. In 2017 ontving hij de prestigieuze Caeciliaprijs als Jonge Muzikant van het Jaar. Vandaag deelt hij regelmatig het podium met vermaarde barokensembles als Collegium Vocale Gent, Le Concert Spirituel en Hespèrion XXI. Ook in de operawereld maakte hij zijn intrede, met o.a. de titelrol uit Rameaus Pygmalion, Tamino (Die Zauberflöte), Nadir (Les Pêcheurs de perles) en Ferrando (Così fan tutte). In 2016 richtte hij zijn eigen ensemble a nocte temporis op.
Brussels Philharmonic
Brussels Philharmonic werd in 1935 opgericht door de Belgische openbare omroep (NIR), en is bekend als pionier in het uitvoeren van muziek van de eigen tijd – een reputatie die wereldvermaarde componisten als Bartók, Stravinsky en Messiaen naar Brussel haalde. Ook vandaag de dag zet Brussels Philharmonic die traditie verder, en neemt het in bijna elk concertprogramma een werk van de 21ste eeuw op. Het orkest repeteert en concerteert in de historische thuishaven Flagey in Brussel, de ideale uitvalbasis voor concerten in Vlaanderen en de rest van de wereld.
Les nuits d’été, Op. 7
I Villanelle
Quand viendra la saison nouvelle,
Quand auront disparu les froids,
Tous les deux, nous irons, ma belle,
Pour cueillir le muguet aux bois.
Sous nos pieds égrenant les perles,
Que l’on voit au matin trembler,
Nous irons écouter les merles,
Nous irons écouter les merles
Siffler.
Le printemps est venu, ma belle ;
C’est le mois des amants béni,
Et l’oiseau, satinant son aile,
Dit des vers au rebord du nid.
Oh ! viens donc sur ce banc de mousse,
Pour parler de nos beaux amours,
Et dis-moi de ta voix si douce,
Et dis-moi de ta voix si douce :
Toujours !
Loin, bien loin, égarant nos courses,
Faisons fuir le lapin caché,
Et le daim, au miroir des sources,
Admirant son grand bois penché !
Puis, chez nous, tout heureux, tout aises,
En paniers, enlaçant nos doigts,
Revenons, rapportant des fraises,
Revenons, rapportant des fraises
Des bois !
[NL]
Als het nieuwe jaargetijde komt,
als de vrieskou is verdwenen,
gaan wij allebei, mijn liefste,
meiklokjes plukken in het bos;
onze stappen doen de parels spatten
die we zien trillen in de morgen,
en we zullen de merels horen,
en we zullen de merels horen
fluiten.
De lente is gekomen, mijn liefste,
de zaligste maand voor minnaars,
en de vogel die zijn vleugel poetst,
zingt verzen op de rand van zijn nest.
Och, kom hier op deze bank van mos,
spreek me over onze mooie liefde,
en zeg me met je zachte stem,
en zeg me met je zachte stem:
voor eeuwig!
Ver, heel ver dwalen wij rond en
verschrikken het verscholen konijn
en het hert dat, zijn gewei bewonderend,
buigt over de spiegel van de bron;
dan komen we gelukkig en gerust thuis,
met verstrengelde vingers komen wij
met een mandje vol aardbeien terug,
met een mandje vol aardbeien terug
uit het bos!
II Le spectre de la rose
Soulève ta paupière close
Qu’effleure un songe virginal !
Je suis le spectre d’une rose,
Que tu portais hier au bal.
Tu me pris, encore emperlée
Des pleurs d’argent de l‘arrosoir,
Et, parmi la fête étoilée,
Tu me promenas,
Tu me promenas
Tout le soir.
Ô toi, qui de ma mort fus cause,
Sans que tu puisses le chasser,
Toutes les nuits mon spectre rose
À ton chevet viendra danser.
Mais ne crains rien, je ne réclame
Ni messe ni De Profundis.
Ce léger parfum est mon âme,
Ce léger parfum est mon âme,
Et j’arrive, j’arrive du paradis,
J’arrive, j’arrive du paradis.
Mon destin fut digne d’envie,
Et, pour avoir un sort si beau,
Plus d’un aurait donné sa vie,
Car sur ton sein j’ai mon tombeau,
Et sur l’albâtre où je repose
Un poète, avec un baiser,
Écrivit : « Ci-gît une rose,
Que tous les rois vont jalouser. »
[NL]
Licht je geloken ooglid op
dat een maagdendroom beroert;
ik ben de schim van een roos
die je gisteren droeg op het bal.
Je plukte me, bepareld als ik was, met
de zilvertranen van de gieter,
en in het feest vol sterrenglans
voerde je me,
voerde je me,
heel de avond mee.
Ach jij, die mijn dood bent geweest,
en al kon je hem niet verjagen;
elke nacht zal mijn roze schim
bij je bed komen dansen.
Maar vrees niet, ik verlang
geen mis of De profundis.
Deze lichte geur is mijn ziel,
deze lichte geur is mijn ziel,
en ik kom, ik kom uit het paradijs,
ik kom, ik kom uit het paradijs.
Mijn lot was benijdenswaardig,
en voor een zo heerlijk lot
zou meer dan één zijn leven geven,
want mijn graf ligt aan je borst,
en op het albast waar ik rust,
heeft een dichter met een kus
geschreven: “Hier ligt een roos
die alle koningen jaloers maakt.”
III Sur les lagunes
Ma belle amie est morte,
Je pleurerai toujours ;
Sous la tombe elle emporte
Mon âme et mes amours.
Dans le ciel, sans m’attendre,
Elle s’en retourna ;
L’ange qui l’emmena
Ne voulut pas me prendre.
Que mon sort est amer !
Ah ! sans amour, s’en aller sur la mer !
La blanche créature
Est couchée au cercueil !
Comme dans la nature
Tout me paraît en deuil !
La colombe oubliée
Pleure, pleure et songe à l'absent,
Mon âme pleure et sent
Qu’elle est dépareillée.
Que mon sort est amer !
Ah ! sans amour, s’en aller sur la mer !
Sur moi la nuit immense
S’étend comme un linceul ;
Je chante ma romance
Que le ciel entend seul.
A, comme elle était belle
Et comme je l’aimais !
Je n’aimerai jamais
Une femme autant qu’elle.
Que mon sort est amer !
Ah ! sans amour, s’en aller sur la mer !
[NL]
Mijn allerliefste is dood,
altijd zal ik blijven treuren;
zij neemt mijn zien en mijn liefde
met zich mee in het graf.
Naar de hemel keert zij terug
zonder te wachten op mij;
de engel die haar wegvoerde,
wilde mij niet meenemen.
Hoe bitter is mijn lot!
Ach, zonder liefde varen op zee!
Haar blanke gestalte
ligt nu in de lijkkist!
Hoe schijnt in de natuur
alles mij in rouw te zijn!
De duif die is verlaten
treurt en denkt aan wie heenging;
mijn ziel treurt en voelt
een deel van zich verloren.
Hoe bitter is mijn lot!
Ach, zonder liefde varen op zee!
De weidse nacht breidt zich
over mij uit als een lijkwade;
ik zing mijn liefdeslied
dat alleen de hemel hoort.
Ach, hoe mooi was zij
en hoe lief had ik haar!
Ik zal nooit nog een vrouw
zo liefhebben als haar.
Hoe bitter is mijn lot!
Ach, zonder liefde varen op zee!
De weidse nacht breidt zich
over mij uit als een lijkwade;
ik zing mijn liefdeslied
dat alleen de hemel hoort.
Ach, hoe mooi was zij
en hoe lief had ik haar!
Ik zal nooit nog een vrouw
zo liefhebben als haar.
Hoe bitter is mijn lot!
Ach, zonder liefde varen op zee!
IV Absence
Reviens, reviens, ma bien-aimée !
Comme une fleur loin du soleil,
La fleur de ma vie est fermée,
Loin de ton sourire vermeil.
Entre nos cœurs quelle distance !
Tant d’espace entre nos baisers !
Ô sort amer ! ô dure absence !
Ô grands désirs inapaisés !
Reviens, reviens, ma bien-aimée !
Comme une fleur loin du soleil,
La fleur de ma vie est fermée,
Loin de ton sourire vermeil !
D’ici là-bas, que de campagnes,
Que de villes et de hameaux,
Que de vallons et de montagnes,
À lasser le pied des chevaux !
Reviens, reviens, ma bien-aimée !
Comme une fleur loin du soleil,
La fleur de ma vie est fermée,
Loin de ton sourire vermeil !
[NL]
Kom terug, kom, mijn teergeliefde!
Als een bloem ver van de zon
luikt de bloem van mijn leven
ver van je vuurrode glimlach.
Hoe ver is het tussen onze harten!
Hoe lang is het tussen onze kussen!
Bitter lot! Wrede afwezigheid!
Groot en onvervuld verlangen!
Kom terug, kom, mijn teergeliefde!
Als een bloem ver van de zon
luikt de bloem van mijn leven
ver van je vuurrode glimlach!
Hoeveel velden van hier tot ginds,
hoeveel steden en gehuchten,
hoeveel dalen en bergen
om paardenhoeven uit te putten!
Kom terug, kom, mijn teergeliefde!
Als een bloem ver van de zon
luikt de bloem van mijn leven
ver van je vuurrode glimlach!
V Au cimetière
Connaissez-vous la blanche tombe
Où flotte avec un son plaintif
L’ombre d’un if ?
Sur l’if, une pâle colombe,
Triste et seule, au soleil couchant,
Chante son chant :
Un air maladivement tendre,
À la fois charmant et fatal,
Qui vous fait mal,
Et qu’on voudrait toujours entendre ;
Un air, comme en soupire aux cieux
L’ange amoureux.
On dirait que l’âme éveillée
Pleure sous terre à l’unisson
De la chanson,
Et du malheur d’être oubliée
Se plaint dans un roucoulement
Bien doucement.
Sur les ailes de la musique
On sent lentement revenir
Un souvenir ;
Une ombre, une forme angélique
Passe dans un rayon tremblant,
Passe, passe dans un rayon tremblant,
En voile blanc.
Les belles-de-nuit, demi-closes,
Jettent leur parfum faible et doux
Autour de vous,
Et le fantôme aux molles poses
Murmure en vous tendant les bras :
« Tu reviendras ! »
Oh ! jamais plus, près de la tombe,
Je n’irai, quand descend le soir
Au manteau noir,
Ecouter la pâle colombe
Chanter sur la pointe de l’if
Son chant plaintif !
[NL]
Ken je de witte grafzerk
waarop klagend
de schaduw van een taxus zweeft?
In die taxus zit een bleke duif,
droevig en eenzaam bij zonsondergang
zingt ze haar zang:
Een kwijnend, innig lied,
bekoorlijk en noodlottig ook,
dat je pijn doet,
en dat je steeds weer wilt horen,
een lied, zoals de hemelse zucht
van een verliefde engel.
Het lijkt wel of de gewekte ziel
ondergronds samen treurt
met dat gezang
en over de pijn vergeten te zijn
klaagt ze kwelend,
heel zachtjes.
Op de vleugels van de muziek
voelen we traag iets terugkomen,
een herinnering;
een schaduw, een engelengedaante
die voorbijzweeft in een bevende straal,
zweeft, zweeft in een bevende straal,
witgesluierd.
De halfgeloken nachtschonen
spreiden hun zwakke, zoete geur
om u heen,
en de schim strekt haar ijle armen
naar u uit en fluistert:
“Je komt terug!”
Ach, nooit keer ik naar dat graf
terug als de avond in zijn
zwarte mantel neerdaalt
om de bleke duif
in de top van de taxus
klagend te horen zingen!
VI L'île inconnue
Dites, la jeune belle,
Où voulez-vous aller ?
La voile enfle son aile,
La brise va souffler,
La voile enfle son aile,
La brise va souffler.
L’aviron est d’ivoire,
Le pavillon de moire,
Le gouvernail d’or fin ;
J’ai pour lest une orange,
Pour voile, une aile d’ange ;
Pour mousse, un séraphin.
J’ai pour lest une orange,
Pour voile, une aile d’ange ;
Pour mousse, un séraphin.
Dites, la jeune belle,
Où voulez-vous aller ?
La voile enfle son aile,
La brise va souffler,
La voile enfle son aile,
La brise va souffler.
Est-ce dans la Baltique ?
Dans la mer Pacifique ?
Dans l’île de Java ?
Ou bien est-ce en Norvège,
Cueillir la fleur de neige,
Ou la fleur d’Angsoka ?
Dites, dites, la jeune belle,
Dites, où voulez-vous aller ?
— Menez moi, dit la belle,
À la rive fidèle
Où l’on aime toujours !
— Cette rive, ma chère,
On ne la connaît guère,
Cette rive, ma chère,
On ne la connaît guère
Au pays des amours,
On ne la connaît guère,
On ne la connaît guère
Au pays des amours.
Où voulez-vous aller ?
La brise va souffler !
[NL]
Zeg eens, mooi meisje,
waarheen wil je varen?
Het zeil bolt zijn vleugel,
de bries steekt op,
het zeil bolt zijn vleugel,
de bries steekt op.
De roeiriem is van ivoor,
de wimpel van zijde,
het roer is van fijn goud;
mijn ballast is een sinaasappel,
mijn zeil een engelenvleugel,
mijn scheepsmakker een serafijn.
Mijn ballast is een sinaasappel,
mijn zeil een engelenvleugel,
mijn scheepsmakker een serafijn.
Zeg eens, mooi meisje,
waarheen wil je varen?
Het zeil bolt zijn vleugel,
de bries steekt op,
het zeil bolt zijn vleugel,
de bries steekt op.
Varen we naar de Oostzee,
naar de Stille Oceaan,
naar het eiland Java?
Of gaan we naar Noorwegen,
een sneeuwbloem plukken,
of de bloem van Angsoka?
Zeg eens, mooi meisje,
waarheen wil je varen?
— Voer me, zegt het meisje,
naar de trouwe oever
van de eeuwige liefde!
— Die oever, mijn liefste,
is bij niemand bekend,
die oever, mijn liefste,
is bij niemand bekend
in het land van de liefde.
Bij niemand bekend,
bij niemand bekend,
in het land van de liefde.
Waarheen wil je varen?
De bries steekt op!
Overname met de vriendelijke toestemming van Opera Ballet Vlaanderen
Brussels Philharmonic
CONDUCTOR
Thierry Fischer
FIRST VIOLINS
Henry Raudales, concertmaster
Nadja Nevolovitsch, principal
Olivia Bergeot
Annelies Broeckhoven
Elizaveta Rybentseva
Anton Skakun
Alissa Vaitsner
Gillis Veldeman
Kristina Rimkeviciute
Sylvie Bagara
Cristina Constantinescu
Justine Rigutto
Filipe Raposo
Floris Uytterhoeven
SECOND VIOLINS
Samuel Nemtanu, principal
Aline Janeczek
Eléonore Malaboeuf
Sayoko Mundy
Eline Pauwels
Stefanie Van Backlé
Mireille Kovac
Naoko Ogura
Julien Poli
Camille Aubrée
Keren-Peta Lorier
Caroline Chardonnet
VIOLAS
Mihai Cocea, principal
Griet François, soloist
Philippe Allard
Hélène Koerver
Agnieszka Kosakowska
Marina Barskaya
Stephan Uelpenich
Patricia Van Reusel
Olfje van der Klein
Barbara Peynsaert
CELLOS
Kristaps Bergs, principal
Kirsten Andersen
Barbara Gerarts
Julius Himmler
Emmanuel Tondus
Sophie Jomard
Shiho Nishimura
Laia Ruiz Llopart
DOUBLE BASSES
Jan Buysschaert, principal
Simon Luce
Thomas Fiorini
Martin Rosso
Maarten Taelman
Ben Faes
FLUTES
Lieve Schuermans, principal
Sarah Miller
OBOES
Joost Gils, principal
Maarten Wijnen
Lode Cartrysse, soloist
CLARINETS
Maura Marinucci, principal
Midori Mori, soloist
BASSOONS
Marceau Lefèvre, principal
Rémy Roux
HORNS
Hans van der Zanden, principal
Francesc Saez Calatayud
Mieke Ailliet, soloist
Claudia Rigoni
TRUMPETS
Simon Van Hoecke, principal
Rik Ghesquière
Luc Sirjacques
TROMBONES
David Rey, principal
Tim Van Medegael, soloist
Zaccharie Kropp
TUBA
Jean Xhonneux, soloist
TIMPANI
Titus Franken, soloist
PERCUSSION
Stijn Schoofs
HARP
Eline Groslot, soloist
main partners
Klara, KPMG, Nationale Loterij-meer dan spelen
festival partners
Brouwerij Omer Vander Ghinste, Interparking, Proximus, Yakult
public funding
BHG, Nationale Bank van België, Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschapscommissie
cultural partners
Bozar, Concertgebouw Brugge, Davidsfonds, DESINGEL, Flagey, KVS, Muntpunt, Théâtre Les Tanneurs
official festival suppliers
Brand it Fashion, Café Costume, Café Victor, Casada, Daniel Ost, Fruit at Work, Humus X Hortense, Harvest, Les Brigittines, Neuhaus, Pentagon, Piano’s Maene, Thon Hotels
media partners
BRUZZ, BX1, Canvas, Clearchannel, De Standaard, Eén, La Libre, La Première, La Trois, Musiq3, Radio 1, Ring TV, visit brussels