Branford Marsalis

Branford Marsalis Quartet

jazz saxophone legend visits brussels

Branford Marsalis, Joey Calderazzo, Eric Revis, Justin Faulkner
Bozar, Henry Le Boeuf Zaal
Programma

Branford Marsalis Quartet

Branford Marsalis, saxophone

Joey Calderazzo, piano

Eric Revis, double bass

Justin Faulkner, drums

 

co-production Klarafestival, Bozar

flowers provided by Daniel Ost

chocolate gifts provided by Neuhaus

texts by Bozar

Programmatekst

In 1986, na zijn ervaring bij het kwintet van zijn broer Wynton en gelijklopend met zijn activiteiten als sideman voor Sting, vormt Branford Marsalis zijn eigen kwartet, waar hij een uitlaatklep vindt voor zijn eigen artistieke expressie en waar hij volop kan experimenteren. Hij trekt daarvoor zijn vroegere partners, pianist Kenny Kirkland, drummer Jeff "Tain" Watts en contrabassist Robert Hurst aan. Eind jaren negentig vernieuwt de groep met nieuwkomer Eric Revis op de contrabas, wiens "grote, dikke en treffende" geluid Marsalis prijst, en de inventieve pianist Joey Calderazzo, als vervanger voor de ons veel te vroeg ontvallen Kenny Kirkland. In 2009 verlaat de legendarische Watts dit avontuur om zijn eigen projecten na te jagen en neemt Justin Faulkner, een achttienjarige eerstejaarsstudent aan het Berklee College of Music, over. Die wissel blijkt een instant succes: de pers prijst zijn "verbazingwekkende maturiteit" en zijn verrassende "symbiose" met Calderazzo. Sindsdien volgt het Branford Marsalis Quartet zijn eigen weg, met drie releases: Four MFs Playin' Tunes (2012), Upward Spiral (2016) en hun laatste album The Secret Between the Shadow and the Soul (2019).

 

 

Branford Marsalis: een portret

In de ongeveer dertig jaar dat ik geregeld over jazz schrijf, heb ik het nooit gehad over Branford Marsalis. Afgezien dan van misschien ergens een summiere biografische notitie. (Geboren in 1960 in New Orleans, oudste van de zes zonen van (jazz)pianist en (jazz)muziekpedagoog Ellis Marsalis, saxofonist, studeert aan het Berklee College of Music terwijl jongere broer Wynton, trompettist, studeert aan Juilliard School, beiden komen op jeugdige leeftijd in de jazz terecht, o.m. samen bij Art Blakey’s Jazz Messengers, leerschool bij uitstek voor jonge jazzspelers met ambitie … Zoiets.) En voorts een vluchtige catalogisering van de broers Marsalis als gangmakers van wat in het voorlaatste decennium van de vorige eeuw een ‘neoklassieke’ tendens in de moderne jazz werd genoemd. Een fenomeen dat onderwerp was van discussie. Voor de enen hadden de Marsalissen het met hun terugkeer naar de ‘roots’ bij het rechte eind. Anderen vonden het een conservatieve reflex. Opmerkelijk was daarbij ook dat nooit voordien in de jazzgeschiedenis bij zo’n ‘revival’ zwarte jazzspelers het voortouw hadden genomen. 

 

De jaren des onderscheids

Maar in de jazzwereld gaat het snel en de discussie viel gauw weer stil. De broers gaan elk hun eigen kant op. Trompettist Wynton Marsalis, blijft enerzijds trouw aan wat z’n stilistische uitgangspunt was geweest: het zogeheten ‘tweede grote Miles Davis kwintet’ en zijn  more free esthetiek, ergens in een baan rond wat ooit bebop en daarna hard bop en modale jazz en free jazz werd genoemd. Anderzijds dompelt hij zich dieper onder in de jazzgeschiedenis zoals hij die had leren kennen in zijn New Orleans en toont hij meer en meer belangstelling voor het big band idioom. Tegelijkertijd ontpopt hij zich als virtuoos vertolker van trompetmuziek uit de West-Europese, ‘klassieke’ traditie.

 

Saxofonist Branford, een jaar ouder dan z’n broer, maar aanvankelijk min of meer door hem overschaduwd, lijkt een andere richting uit te gaan. In 1982 zit hij heel even in een van Miles Davis’ ‘elektrische’ groepen, ten tijde van het album Decoy. Het titelstuk van zijn  eerste album, Scenes In The City, in 1984, ontleent hij echter aan een album van Charles Mingus uit 1957. Een soort melodrama, of misschien beter: een luisterspel dat het verhaal vertelt van een zwarte jazzfan die rondzwerft in het New York van de jaren vijftig. Behalve allerlei verwijzingen, muzikale en andere, naar die periode – voor de in 1960 geboren Branford al een ver verleden – hangt er, alles overheersend, en even treurig als hoopvol stemmend, de blues. Misschien zag Marsalis in Mingus’ verhaal en muziek een parallel met zijn eigen ervaring toen hij als jonge jazzspeler uit het zuiden in New York arriveerde. Van de overige vijf stukken zijn er vier in het door Lester Young en Coleman Hawkins in 1943 geïntroduceerde sax/piano/bas/drums formaat, en een in pianoloos trio, een formule die in de jaren vijftig zowel door Sonny Rollins als door Lucky Thompson was gebruikt. Marsalis speelt afwisselend tenor- en sopraansax. De muziek wordt nu eens vrij geïmproviseerd en is dan weer schatplichtig aan een Coltrane of aan de ‘balladry’ van de oude meesters van de tenorsaxofoon. De gebeurtenissen volgen elkaar op: op Romances for Saxophone (1986) vertolkt Branford op sopraansax virtuoos en voorbeeldig een aantal door Michel Colombier georkestreerde min of meer bekende tot overbekende stukken uit het Europese concertrepertoire, van Debussy, Ravel en Fauré tot Stravinsky, Villa-Lobos en Rachmaninoff. 

 

Rond die tijd associeert hij zich met de vocalist Sting die zich graag beweegt in het grensgebied tussen rock en jazz. Een succesvolle samenwerking die een jaar of vier zal duren. In dezelfde periode verschijnt o.m. het album Royal Garden Blues waarop ook vader Ellis Marsalis, Herbie Hancock en Ron Carter hun opwachting maken. 

 

Jeepy, de zoon van vele vaders

In 1989 gooit Steep of Jeepy, zoals Branford in de wandelgangen ook wel eens genoemd wordt, hoge ogen met het album Trio Jeepy met de grote Milt ‘Judge’ Hinton (°1910!) - en mét hem zowat de hele jazzgeschiedenis - op bas, en de inmiddels trouwe en vertrouwde Jeff ‘Tain’ Watts op drums. Het lijkt wel alsof heel het archief van de tenorsaxofoon wordt ontsloten. Van de oude, in die dagen zo goed als vergeten meesters als Chu Berry, Ben Webster en Don Byas, tot de onontkoombare eigentijdse helden: Coltrane, Rollins, Ornette Coleman,… Behalve een paar eigen stukken van de leader, vertolkt het trio enkele titels uit het ‘great American songbook’ en drie klassiekers uit het moderne jazzrepertoire: Strayhorns UMMG, Colemans Peace en Sonny Rollins’ Doxy. Het album ademt een heel aparte, nonchalante, relaxte sfeer, alsof het een toevallig geregistreerde ontmoeting is: drie jazzspelers die elkaar beter willen leren kennen en willen uitzoeken hoe ver de affiniteiten gaan. De reacties zijn verdeeld. Sommige chroniqueurs vinden het een wat flauwe enscenering, anderen zijn met heel het idee bijzonder ingenomen. Vooral het duet van Branford met de plukkende Judge op Three Little Words valt erg in de smaak. Er zijn ook recensenten die er een Sonny Rollins-parodie in zien. Rollins zelf nodigt Marsalis en Watts in juni uit voor twee stukken op zijn nieuwe album Falling in Love with Jazz. Steep was niet zo gelukkig met het eindresultaat toen bleek dat hij, vooral in I Should Care, helemaal naar de achtergrond was gemixt. Misschien toch iemand die Trio Jeepy niet echt had kunnen smaken en een parodie had willen maken van een parodie – wie zal het zeggen? 

 

Op Crazy People Music, zoals de titel het aangeeft ook niet al te ernstig te nemen, doet Keith Jarrett zijn intrede in het repertoire van het kwartet: het mooie Rose Petals, een voorbode van de overrompelende ‘balladry’ die Marsalis de komende jaren op z’n albums zal laten horen. Tussendoor de soundtrack van Spike Lee’s film Mo’ Better Blues met Terence Blanchard op trompet en in een nummer het hiphopduo Gang Starr. 

 

1991 is het jaar van een ambitieus album met uitsluitend eigen stukken: The Beautyful Ones Are Not Yet Born. Een pianoloos trio met twee gasten die niet naar het decor worden gemixt: broer Wynton in Branfords Cain And Abel en de zwarte Engelse tenorist Courtney Pine in Dewey Baby, een hommage aan Dewey Redman. Aan een andere held van Branford, Monks tenorsaxofonist Charlie Rouse, is het openingsnummer Roused About opgedragen. Het album in zijn geheel is opgedragen aan Stan Getz die een paar weken na de opnames van The Beautiful Ones is gestorven. Branford Marsalis is een respectvolle zoon van vele vaders. 

 

In de openbaarheid

Van mei 1992 tot begin 1995 leidt Marsalis bij NBC televisie de band bij Jay Leno’s Tonight Show, zijn vaste kwartet aangevuld met o.m. gitarist Kevin Eubanks. Diezelfde jaren negentig leveren ook nog de groep Buckshot LeFonque op die een mengeling van funk, rock, soul, hiphop en jazz speelt. De naam verwijst naar een pseudoniem dat Cannonball Adderley ooit heeft gebruikt – een hommage. 

 

In 1993 wordt Bloomington uitgebracht, een live opname van een concert aan de Indiana University in Bloomington. Eigenlijk een soort repetitie, maar nu echt, voor het al eerder uitgebrachte The Beautiful Ones: vrijwel hetzelfde repertoire, maar zonder de gasten en met een memorabele versie van Monks Friday the 13th als bis – nog een hommage. Ter afronding van het decennium maakt het kwartet eerst een bluesalbum: confrontaties met o.m. B.B. King en John Lee Hooker. Daarna zingen Ellis en Branford op Loved Ones de lof van alle dames die in het repertoire en meteen ook in het leven van een jazzman kunnen opduiken, van Warren en Dubins Lulu, via Miss Otis Regrets (Cole Porter) en Ellingtons Angelica tot Dear Dolores, tot Ellis’ echtgenote en de moeder van Branford.

 

Een keerpunt

Na nog een pianoloos album met Joe Lovano en Kenny Garrett als gasten is het kwartet weer compleet met Kenny Kirkland in 1998. In augustus wordt een begin gemaakt met opnamen voor een album waarvan de afwerking gepland was voor de herfst. Kirkland overlijdt in november. Branford besluit de sessie, Kenny Kirklands laatste, onvoltooid te laten. Hoe onaf Requiem ook mag zijn, het is overduidelijk dat hier vier musici samen musiceren op het toppunt van hun kunnen en met feilloos inzicht in wat de jazz is geweest en op dat moment in zijn geschiedenis is geworden. De wijze waarop de vier zich aan de spelregels houden en er tegelijkertijd in slagen zich daar probleemloos aan te onttrekken, is uniek. Branford Marsalis heeft ooit voorspeld dat hij er op zijn veertigste mee zou stoppen. Maar nu het zover is, is de muziek onontkoombaarder dan ooit. Een nieuw kwartet waarin Joey Calderazzo Kenny Kirkland vervangt, zal de jazz en zijn gevolg veilig door de komende twintig jaar loodsen. Het begin van de tweede eeuw van de jazz. Steep, Jeepy, Branford, een man van veel omzwervingen weet wat hem te doen staat: hij gaat voor, hij kent de wegen, in alle richtingen, en spreekt de talen. Hij volgt nauwgezet de Footsteps of our Fathers (2002). De vrolijke, onweerstaanbare wijsheid van Ornette Colemans Giggin’. De onvoorwaardelijke emancipatie die Sonny Rollins opeiste en in veler naam meer dan ooit opeist in zijn Freedom Suite. De ernst, de toewijding en de hang naar pure schoonheid van Coltrane’s A Love Supreme. En tenslotte de tegelijk in de lichamelijkheid van de blues en de mathematische zuiverheid van alle muziek openbloeiende Concorde van John Lewis. 

 

Samenloop van omstandigheden

De nieuwe albums volgen elkaar van dichtbij op. Te beginnen met een eerbetoon aan nog een andere vader, ‘jazzpainter’ Romare Bearden (1911-1988), o.m. de ontwerper van de hoes van Wyntons inmiddels klassieke album J Mood. Op het album American Spectrum soleert Branford op altsaxofoon bij de North Carolina Symphony o.l.v. Grant Llewellyn in John Wiliams’ Escapades. Hij duetteert met Calderazzo in 2011: Songs of Mirth and Melancholy. In 2012 speelt hij, op tenor, alt en sopraan een soloconcert in de Grace Cathedral in San Francisco, twee jaar later uitgebracht onder de titel In my Solitude. Een miniatuur van Steve Lacy, het aloude Stardust van Carmichael (Ben Webster z’n ‘feature’ bij Duke Ellington), C.P.E. Bach, de hedendaagse Japanse componist Ryo Noda, improvisaties van Marsalis zelf, én de blues, de blues…

 

Op z’n recentste albums bereikt het kwartet een niveau waar de analyseerbare onderdelen van de muziek er niet meer apart toe doen. De melodische ‘flow’ – grillig of uitermate zwierig – de complexe, als een soort fractaal evoluerende ritmiek, de nu eens luxueuze en dan weer schrale harmonische component, de zich voortdurend wijzigende dynamiek: alles lost op in wat ervaren wordt als een geheel, een ‘sound’, die ondefinieerbaar is, aanwijsbaar is als hij er is en daarna onherroepelijk vervluchtigt.

 

Bozar

Op 24, 25 en 26 maart is Branford Marsalis de gast van Bozar in het kader van Klarafestival: solo in de Sint-Michielskatedraal (24/3), met het Belgian National Orchestra o.l.v. Dirk Brossé in Bozar (25/3) met behalve de Escapades van John Williams en andere muzikale Americana ook de première van Vince Mendoza’s orkestratie van Branford Marsalis’ eigen Cassandra (cfr. Requiem, 1999), en ter afronding van de trilogie: het kwartet, Branford met Joey Calderazzo, Eric Revis en Justin Faulkner in Bozar (26/3).

 

Coda

Een vaak gebruikte kwalificatie van hedendaagse kunst en kunstenaars is dat ze ‘eigenzinnig’ zouden zijn. Branford Marsalis is dat, denk ik, net niet. Hij zet alle ramen en deuren wijd open en alleman is welkom in een huis dat te klein is voor al de muziek die er wordt gemaakt. Misschien heb ik nooit eerder over hem geschreven omdat wat hij doet telkens weer zo vanzelfsprekend onberispelijk is. (Schrijvend over Branford Marsalis voel je je als een leraar die een evaluatiegesprek zal hebben met de ouders van een leerling die ‘met alles in orde is’. Want zo is het nu eenmaal.)

 

Marc Van den Hoof

Biografie

Branford Marsalis, saxofoon

Vanaf zijn eerste album Scenes in the City (1984), dat hij uitbracht na zijn avontuur bij The Jazz Messengers van Art Blakey, tot Metamorphosen (2009), viel het werk van Branford Marsalis regelmatig in de prijzen. Hij won een Grammy Award voor I Heard You Twice the First Time (1992) en Contemporary Jazz (2000). In 2011 wordt hij met Songs of Mirth and Melancholy ook een vaste waarde van de hedendaagse muziek. In 2014 brengt de saxofonist zijn soloalbum uit, waarin jazz en klassieke muziek elkaar de hand reiken: In my Solitude: Live at Grace Cathedral. Met zijn kwartet, een ensemble dat al actief is sinds 1986, brengt Marsalis in 2019 The Secret Between the Shadow and the Soul uit.

 

Joey Calderazzo, piano

Joey Calderazzo volgde een opleiding als klassiek pianist aan het Berklee College of Music en de Manhattan School of Music, maar ging zich geleidelijk meer toeleggen op traditionele jazz, post-bop en vrije improvisatie. In 1997 sluit hij aan bij het kwartet van Branford Marsalis. Hij is componist, improvisator en lid van verschillende bands, maar heeft ook zijn eigen trio met Orlando Le Fleming en Donald Edwards. Calderazzo begeleidde muzikanten als Michael Brecker, Jack DeJohnette en Dave Holland.

 

Eric Revis, contrabas

Contrabassist en componist Eric Revis is winnaar van een Grammy Award. Hij trad op en maakte albums met Betty Carter, Peter Brötzmann, Jeff "Tain" Watts, Jason Moran, Kurt Rosenwinkel, Steve Coleman, Ralph Peterson, Lionel Hampton, McCoy Tyner, Andrew Cyrille en Tarbaby, het experimentele trio dat hij leidt met Orrin Evans en Nasheet Waits, en met het trio Options, waar hij speelt naast Waits en Bennie Maupin. Branford Marsalis zei over Eric Revis: "Erics geluid is het geluid van het onvermijdelijke: groot, dik en treffend".

 

Justin Faulkner, drums

Justin Faulkner volgde sinds zijn zevende klassieke percussie bij Susan Jones en jazz drums bij Samuel Ruttenberg. De in Philadelphia geboren drummer, leraar en filantroop Justin Faulkner deelde het podium met muzikale grootheden als Kenny Barron, Orrin Evans, Ornette Coleman, Terrence Howard en Christian McBride. Op 19 maart 2009, op zijn achttiende verjaardag, werd hij het nieuwste lid van het Branford Marsalis Quartet.

Extra

15:00

Muntpunt

Branford Marsalis is de saxofoonspelende telg van een heuse jazzdynastie. Bekend geworden aan de zijde van legendes als Art Blakey en Miles Davis, toerde hij jarenlang met Sting en was hij de frontman van de jazz-hiphop-funkformatie Buckshot LeFonque. Jazzspecialist Frederik Goossens blikt terug op een carrière van meer dan vier decennia, waarin Marsalis als docent en performer de grenzen van het genre aftast. 

Partners

main partners
Klara, KPMG, Nationale Loterij-meer dan spelen

festival partners
Brouwerij Omer Vander Ghinste, Interparking, Proximus, Yakult

public funding
BHG, Nationale Bank van België, Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschapscommissie

cultural partners
Bozar, Concertgebouw Brugge, Davidsfonds, DESINGEL, Flagey, KVS, Muntpunt, Théâtre Les Tanneurs

official festival suppliers 
Brand it Fashion, Café Costume, Café Victor, Casada, Daniel Ost, Fruit at Work, Humus X Hortense, Harvest, Les Brigittines, Neuhaus, Pentagon, Piano’s Maene, Thon Hotels

media partners 
BRUZZ, BX1, Canvas, Clearchannel, De Standaard, Eén, La Libre, La Première, La Trois, Musiq3, Radio 1,  Ring TV, visit brussels